Dood van een fenomeen

Vandaag precies 100 jaar geleden overleed het Italiaanse medium Eusapia Palladino (1854-1918). Ze vergaarde naam en faam in de wereld van het spiritisme vanwege haar schijnbare gaven om voorwerpen als tafels en muziekinstrumenten te laten zweven (levitatie) en contact te leggen met overledenen (mediumschap). Meermaals werd ze op fraude betrapt, maar desondanks bleven sommige spiritisten en ook wetenschappers in haar geloven.

Palladino volgde in haar jeugd geen onderwijs en groeide op bij pleegouders in Napels. Ze was nog jong toen ze trouwde met Raphael Delgaiz, een rondreizende goochelaar/illusionist. Sceptici beweren dat deze man Palladino de trucs leerde die later zelfs gerenommeerde wetenschappers versteld deden staan. Later hertrouwde ze met een wijnhandelaar.

In heel Europa deed men onderzoek naar haar gaven. In Polen luidde de conclusie dat ze, ten koste van haar eigen krachten en van die van de bij de seances aanwezigen, een nog onbekende energiebron gebruikte om tot haar kunsten te komen. In Engeland was het oordeel harder: alle fenomenen zouden tot stand zijn gekomen als gevolg van fraude. Zo gebruikte de Italiaanse volgens de onderzoekers ondanks de genomen voorzorgsmaatregelen haar voeten, handen en haren om voorwerpen in beweging te brengen. De Society for Psychical Research deed haar in de ban.

In Frankrijk verging het haar niet veel beter, maar haar naam werd gered in Italië, alwaar de wetenschapper Lombroso overtuigd raakte van haar kunnen. Hij schreef een boek dat haar wereldwijd de status verschafte van een beroemd en gerenommeerd medium: After Death – What? (1909). Dit tot ergernis van iemand als Harry Houdini, de legendarische Amerikaanse goochelaar en boeienkoning. Over de controverse rondom Palladino zei hij het volgende: “Overal waar ze kwam, werd ze betrapt op fraude en bedrog. Maar telkens weer waren het de spiritisten die haar vergaven. Werkelijk: hun logica grenst aan het humoristische.”

De psycholoog Millais Culpin vermoedde dat Palladino aan ‘hysterische disassociatie’ leed, waardoor ze zelf in haar gaven begon te geloven. Hoe dan ook: in 1910 gaf Palladino toe dat ze weleens gesmokkeld had. Ze gaf de bij de seances aanwezigen daarvan overigens de schuld. Zij zouden haar daartoe op zachtaardige wijze gedwongen hebben.

 

Al met al voldoet ‘de affaire’ Palladino aan de kenmerken waaraan bijna alle mediamieke, spiritistische ‘affaires’ voldoen: ze zijn omgeven door controverse. Natuurlijk hoeft het betrappen op of het toegeven van fraude niet te betekenen dat álle gerapporteerde verschijnselen ‘nep’ zijn. Maar in dit geval heeft het de zaak van het spiritisme niet veel goeds gedaan…

 

Voor een volledig, uitgebalanceerd (Engelstalig) verslag klik je hier.