Engelen bestaan
Stratenmakers of fietsers op de zee verschijnen in verhalen als geesteskinderen van schrijvers, maar in de echte wereld van alledag gebeuren ook de meest onwaarschijnlijke zaken.
Zo overkwam mij in 1966 op de Ceintuurbaan in Amsterdam iets absurds. Door het natte wegdek slipte mijn Kreidler motorfiets en werd ik met hoge snelheid geschept en gelanceerd door de Tram, lijn 3. Het zag er somber voor me uit, maar Vader Tijd en ook een anonieme Hand kwamen mij te hulp. In slow motion zweefde ik door de lucht richting een personenauto, een Morris Kever moet dat zijn geweest. Op het moment dat ik te pletter zou slaan tegen de bumper van de Morris, voelde ik hoe een sterke hand mijn hoofd naar beneden drukte. In plaats van mijn nek te breken, belandde ik onder de auto en mankeerde helemaal niets. De Kreidler was zo goed als total loss.
‘Op het moment dat ik te pletter zou slaan tegen de bumper, voelde ik hoe een sterke hand mijn hoofd naar beneden drukte’
Ongeveer tien jaar later overkwam me weer zoiets. Op de Parnassusweg fietste ik met hoge snelheid en wilde vlak achter een passerende vrachtauto naar links uitwijken om mee te liften met zijn rijwind. Op het moment dat ik naar links stuurde, nam een sterke hand het stuur over en week uit naar rechts. Nog voor ik me kon realiseren wat er gebeurde, zag ik dat de vrachtauto gevolgd werd door een grote aanhanger. Zonder deze sterke hand was een dodelijk ongeval onvermijdelijk geweest. Sindsdien heb ik een tiental keren zo’n interventie beleefd.
‘Zonder deze sterke hand was een dodelijk ongeval onvermijdelijk geweest‘
Het meest absurde was de trein in India. Het moet gebeurd zijn in maart 2001. Ik had 42 dagen lang gevast, had 10 kilo aan gewicht verloren, en reisde van Zuid-India naar Haridwar ten noorden van New Delhi. Het vasten had mij natuurlijk verzwakt. Op het station van New Delhi moest ik overstappen voor de trein naar Haridwar. De trein verscheen, maar ik kon niet naar binnen. In de deuropening stond een handelaar die zijn spullen begon te lossen. Vlak voor hij daar mee klaar was, begon de trein te rijden. Ik sprong met mijn zware rugzak, maar ontdekte dat ik door het vasten te weinig kracht over had. Ik miste de opstap en viel tussen de trein en het perron. Ik kromp ineen en dacht alleen maar aan mijn armen en mijn benen. Die moest ik beschermen tegen de wielen van de trein. Het voelde alsof ik opgetild werd. Het werd heel stil. Ik ben nu dood, dacht ik. Het is gebeurd. Toen opende ik mijn ogen. Ik bevond mij in de trein en zat op mijn hurken. Voor mij tegen de deur aan de andere kant stond een Indiër, zijn mond wagenwijd open en ik zag ontzetting in zijn ogen. Een paar uur later kwam ik veilig aan in Haridwar.
‘Het voelde alsof ik opgetild werd‘
Een jaar later bezocht Moeder Amma Barcelona. Terwijl zij haar duizenden volgelingen begroette, ging ik naar Amma’s kleedkamer. Lakshmi, haar assistente, kende ik nog van de tijd dat ze medicijnen studeerde aan de VU. “Oh was jij dat?” zei ze toen ik vertelde over de trein in Delhi. Amma had op hetzelfde moment iets geschreeuwd over haar kind dat bijna onder de trein was gekomen, maar wilde er nadien niets over zeggen.
Ja, in het verkeer kunnen je de meest bizarre dingen overkomen. Goed dat er engelen zijn.
Peter Roozendaal