Gesloten deuren (?)
Het is soms moeilijk uit te leggen wat ik als medium voel, hoor, zie, ruik en/of hoor en hoe ik dat ‘vertaal’. De bewijsdrang, zoals ik het dan maar noem, is allang een gepasseerd station. Ik hoef mensen niet te overtuigen of getest te worden. Tien jaar geleden heb ik meegedaan aan het tv-programma Zesde Zintuig. Dat deed ik meer voor mezelf; om te kijken hoe ik het op verschillende onderdelen zou doen. Die ervaring had ik niet willen missen.
Tegenwoordig sta ik er zo in: als het de tijd is en iemand blijkt gecharmeerd van iets wat ik middels mijn zintuigen binnenkrijg, dan is het prima. Maar soms, binnen mijn gezin bijvoorbeeld, kan ik het écht niet wegwuiven. Dan moet ik dat wat ik doorkreeg echt delen. En wel nu meteen. Ik móet het uitspreken. Anders blijft het zich herhalen in mijn hoofd. Vergelijk die drang maar met naar het toilet moeten, terwijl er geen wc in de buurt is.
Vorige week vrijdagavond is mijn schoonvader Carel overleden. Geen onverwachts afscheid. Al jaren ziekenhuis in en uit. Het contact is altijd flinterdun geweest. Ze leefden graag geïsoleerd van alles en iedereen. En dat was prima. Toen het bergafwaarts ging, was mijn man er om alles te zeggen wat hij wilde en om afscheid te nemen. ‘Het komt zoals het komt’ en ‘Het is zoals het is’. Dat waren volgens mijn man zijn uitspraken. En zo kwam de dood mijn schoonvader halen.
‘Vergelijk de drang maar met naar het toilet moeten, terwijl er geen wc in de buurt is’
De zondag na zijn dood sta ik stil voor me uit te staren naar buiten. Ik zie mensen langslopen met allemaal hun eigen verdriet, geluk, zorgen en blijdschap. Verzonken in hun eigen gedachten. “Het slot moet gemaakt worden”, hoor ik plots. En korte tijd later hoor ik weer hetzelfde zinnetje. “Het slot moet gemaakt worden.” Deze keer durf ik me niet om te draaien, omdat ik weet dat het een boodschap is van mijn schoonvader. Ik voel zijn aanwezigheid. Nadat ik nog een aantal malen dezelfde zin hoor, draai ik me om en zeg: “Ja, ja ik heb je gehoord en zeg het zo meteen tegen hem als hij terugkomt.”
Mijn man is die middag naar zijn moeder om een lamp op te hangen en haar bij te staan. En wanneer de auto het pad op komt rijden, begint het herhalen van de inmiddels overbekende zin weer. Ik begrijp het wel. Je zal je toch maar zorgen maken om de veiligheid van de vrouw die je hebt achtergelaten, maar je kunt niks meer. Behalve dan het kenbaar maken via de mediamiek begaafde dame die je bij leven amper hebt gekend. Ik moet er een beetje om lachen en op dat moment komt mijn lief binnen. Ik kijk hem aan en zeg: “Boodschap van Carel… Hij heeft het over een slot dat je moet maken?” Manlief reageert nauwelijks verrast: “Ja, dat klopt. De thuishulp had bij het verlaten van het huis de deur dichtgedaan en ineens het hele slot in haar hand. Dus ja, dat moet ik inderdaad nog maken.”
‘De thuishulp had bij het verlaten van het huis ineens het hele slot in haar hand’
Ineens voel ik geen drang meer om nog iets te zeggen. Behalve, in gedachten: ‘Het gaat je goed Carel. De onrust van een ziek lichaam heb je niet meer. Laat het los, windt je niet meer op. Maar mocht je toch nog iets heb hebben wat je rust in de weg staat, je weet me te vinden!’
*******