‘Ben niet gek!’

De veer van een vogel, het tijdstip 04:44, de naam Michael en de kleur paars. Op het eerste gezicht lijken deze zaken weinig met elkaar te maken te hebben, maar volgens engelspecialisten zijn dit allemaal vormen van subtiele boodschappen die de hemelse boodschappers op ons pad sturen. Onder andere in ParaVisie zijn er bijna maandelijks wel verhalen te vinden over bijzondere, en soms zelfs spectaculaire, ontmoetingen met de bovennatuurlijke engelen. Vanwege deze beschikbaarheid, en een academische interesse, heeft Bas van Rijn als research trainee aan de faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Leiden het afgelopen halfjaar onderzoek mogen doen naar engelverhalen als onderdeel van het project Religious Narratives as Plausability Structures. Het doel van het project als geheel was te achterhalen wat het gevolg van verhalen over bovennatuurlijke wezens en gebeurtenissen is voor de mensen die in deze zaken geloven. Bas: “Voor mijn deel heb ik dus gekeken naar verhalen over ontmoetingen met engelen. Laat het hierbij duidelijk zijn dat het bestaan van engelen noch ontkend, noch bevestigd wordt; de functie van de verhalen staat voor het project compleet los van metafysische waarheidsbeweringen.”

‘De veer van een vogel, het tijdstip 04:44, de naam Michael en de kleur paars’

Bas: “Over de jaren heen is er veel geschreven over engelen: in de joodse en christelijke bijbels worden ze beschreven als boodschappers van God. Daarna hebben theologen als pseudo-Dionysius en Thomas Aquinas complete traktaten over deze wezens geschreven. Vanaf de verspreiding van de boekdrukkunst waren er vele amateur-magiërs die engelen probeerden op te roepen voor hemelse bescherming. Aan het eind van de vorige eeuw waren er voornamelijk christelijke auteurs die schreven over de reddende engel die mensen in gevaar of diep verdriet miraculeus redden of troostten, om daarna direct weer te verdwijnen. Zoals aan het begin genoemd zijn we nu op een punt gekomen waar naast dit laatste beeld van engelen, wat ook nog steeds actief wordt gebruikt, er vooral een visie heerst van engelen als constante, maar onzichtbare, bronnen van steun, heling en troost. Het zou zelfs gezegd kunnen worden dat engelen als brug dienen tussen de spiritualiteit, welke vooral de engel als constante steun beschrijft, en het meer traditionele christendom, waar de engel nog steeds voornamelijk kortdurende en wonderlijke interventies verricht: beide ‘tradities’ lijken in elkaar over te lopen en ideeën uit te wisselen wanneer het over engelen gaat.

Maar of men nu gelooft dat een engel veren en cijfers toestuurt als steun, dat een engel een zeker zeemansgraf voorkwam, of dat een obscuur ritueel uit een oude grimoire een engel heeft opgeroepen, de reactie van mensen in de omgeving blijft er altijd één van ongeloof. In het beste geval wordt er uitgegaan van verwarring, in het ergste geval van aandachttrekkerij, oplichterij of zelfs waanzin. In tegenstelling tot christenen of moslims is er geen vaste, fysieke gemeenschap in de buurt waar zulke engelervaringen veilig gedeeld kunnen worden. Dit gebrek aan acceptatie kan zelfs tot de gedachte leiden bij de persoon zelf dat het inderdaad misschien niet echt gebeurd is. Er moet daarom een andere manier gevonden worden om zulke ervaringen te delen met lotgenoten. Volgens het Religious Narratives as Plausability Structures project is dit waar verhalen in beeld komen. Om te kijken of engelverhalen inderdaad deze functie als ‘plausabiliteits-structuren’ vervullen, heb ik gedurende een half jaar honderden verhalen over engelen gelezen, kijkende naar structuur, inhoud en de boodschap die ze lijken over te brengen aan anderen.

‘De reactie van mensen in de omgeving blijft er altijd één van ongeloof’

Eén van de uitkomsten hiervan is dat engelverhalen inderdaad drie zeer belangrijke functies lijken te vervullen in het ondersteunen van het geloof in engelen. Deze functies kunnen worden vervuld doordat de verhalen worden verspreid over het internet, door tijdschriften en tijdens evenementen zoals engelcursussen of persoonlijke lezingen en healings, waardoor het relatief kleine aantal ‘gelovigen’ en de grote afstand tussen hen niet uitmaakt. De eerste functie is dat het mensen sterkt in hun geloof: onder het motto ‘zie je wel, ik ben niet gek!’ kunnen mensen met meer zekerheid zeggen dat engelen hun echt geholpen hebben, er zijn immers genoeg vergelijkbare verhalen te vinden van anderen. De tweede functie is dat het mensen leert oog te krijgen voor de werking van engelen: wellicht heeft een engel al tien keer je proberen te bereiken door subtiele tekens, maar kon je die pas plaatsen na verschillende verhalen van anderen over precies dit soort boodschappen. De derde functie is dat het de hoop bij mensen dat ze (weer) een engelervaring krijgen levend houdt: als het bij anderen gebeurt, dan kan het bij mij ook weer ieder moment gebeuren. Uiteraard werken deze drie functies samen om mensen het gevoel te geven dat engelen echt bestaan en helpen, ook al is het niet altijd even duidelijk.

‘Wellicht heeft een engel al tien keer je proberen te bereiken door subtiele tekens’

Dat verhalen op deze manier je anders naar de wereld kunnen laten kijken, is mij persoonlijk nog eens heel duidelijk geworden tijdens het project. Ik kan namelijk geen veer op straat meer zien zonder direct aan engelen te denken; een feit dat ik met enige agnostische tegenzin heb leren te accepteren. Het laat in ieder geval goed zien dat de engelverhalen inderdaad een rol spelen in het helpen geloven en/of vertrouwen in deze hemelse wezens. Mocht je dus op enig moment twijfels hebben, lees een verhaal of tien en ga dan op verenjacht.”

Bas van Rijn is research trainee onder dr. Markus Davidsen (die onderzoek deed naar Tolkien-spiritualiteit) in het Research Trainee Programme van de Universiteit Leiden. Lees meer: http://leidenreligieblog.nl/articles/antieke-orakels-en-aartsengelen-in-spijkerbroeken.